Rij 12, stoel 19 en 20

door Geurt Franzen

Zondagavond. Ik heb mijn jas al uit en sta bij de ingang van de bioscoopzaal te wachten op dochterlief. Zij heeft de tickets voor de film besteld en uitgeprint. Eindelijk samen naar Youth, van Paolo Sorrentino; ze is even wat te drinken halen. Een stel komt op me af. De vrouw heeft twee kaartjes in haar hand. ‘Moeten we bij u de kaartjes laten zien?’, vraagt ze weifelend.

Ik had dat zwarte gilet ook niet aan moeten trekken, bedenk ik me. Het maakt toch een beetje personeel van me, zo staand hier in mijn eentje bij de deur van de filmzaal.

‘Nee joh’, zegt de man naast haar lachend. ‘Die man heeft gewoon zijn jas al uit, je vergist je.’

Dan kan ik de verleiding niet weerstaan. Ik zet mijn neutraalste gezicht op en zeg: ‘Kaartjes alstublieft.’ Een samenzwerende knipoog naar de man, die de vrouw ontgaat. Ze twijfelt, kijkt om beurten naar haar vriend en mij. ‘Moet ik?’

Dan maak ik een kleine buiging. ‘Welkom’, zeg ik, met een brede smile. ‘En veel plezier bij de film. Ik kom zo meteen ook kijken, ik wacht op iemand.’ Ze tikt me speels tegen de schouder. ‘Flauw’, zegt ze. Trekt dan haar maatje mee, het duister in.

Even later schuifelen we met zijn tweeën door rij 12. ‘Welke stoelen?’, vraag ik aan mijn dochter, die achter me loopt. ’19 en 20’, zegt ze.

Die zijn bezet. Breeduit zitten ze daar op onze stoelen, de man en de vrouw die ik zojuist voor de gek heb gehouden. Daar kan ik dus helemaal niet tegen, dat iemand op gereserveerde stoelen gaat zitten. Terwijl er plaats zat is, de zaal is niet eens halfvol. ‘Pardon’, zeg ik. ‘Maar u zit op onze plaatsen.’ De vrouw fronst haar wenkbrauwen. ‘Jij weer? Is dit weer zo’n flauwe grap?’ Ze grijpt toch in haar tasje en pakt de twee kaartjes erbij. Leest het hardop voor: ‘Rij 12, stoelen 19 en 20.’ Laat een triomfantelijke stilte vallen. Dan: ‘En dat zijn déze stoelen. Dus jíj zit niet goed.’

Ik draai me om naar mijn dochter. ‘Kijk eens op de kaartjes.’

Ze doet wat ik zeg. ‘Rij 12, stoel 19 en stoel 20.’

Tja. Een foutje van de kassacomputer van de bioscoop, zo concluderen we met zijn vieren. Het scanapparaat van de man die in de hal de kaartjes moest controleren, werkte ook al niet.

‘Blijf maar zitten’, zeg ik goedmoedig. ‘Wij schuiven wel op. Er is toch plaats genoeg.’

Als de reclame bijna is afgelopen en de film op beginnen staat, stoot mijn dochter me aan. ‘Ik moet je iets vertellen’, fluistert ze. Haar stem verraadt dat ze moeite moet doen om niet in lachen uit te barsten. ‘Wat is er dan?’, vraag ik, nieuwsgierig.

‘Ik heb nog eens gekeken op de kaartjes.’

‘Shit’, zeg ik. ‘Toch andere stoelnummers?’

‘Nee hoor’, zegt ze. ‘De rij is goed. En de stoelnummers kloppen ook.’

‘Nou dan’, zeg ik, gerustgesteld. ‘Wat is er dan?’

‘De datum’, proest ze uit. ‘De datum!’

‘Wat is er met de datum?’

‘Ik heb een foutje gemaakt met online bestellen. Onze kaartjes zijn voor overmorgen.’

Ik schiet in de lach. De vrouw verderop in de rij, die op míjn stoel zit maar toch ook weer niet, kijkt verstoord op. ‘Ssst’, doet ze.

‘Weet je wat’, zeg ik, als ik ben uitgelachen. ‘Als de film goed is, gaan we dinsdag gewoon nóg een keer.’

Lees meer over